
Bijna Pinksteren. Het feest van de Geest dat volgt op Pasen. Op Goede Vrijdag deelden we vanuit de Huiskamer bloemen uit. Als een geschenk van God.
‘U bent de eerste de mij aanspreekt vandaag. Niemand groet mij!’
Verbaasd kijk ik op naar de man die ik een bloem wil aanbieden. Maar die hoeft hij niet. De aandacht wil hij wel. Hij vertelt over zijn leven. Over het gebrek aan vrienden. Ja, voor corona had hij die nog wel. Maar toen hij zijn verjaardag wilde vieren in die tijd, kwamen ze niet. ‘Ze zeiden dat dat niet mocht! Nou, dan hoeft het nu ook niet meer voor mij. Ik nodig niemand meer uit.’
Deze eenzame man krijgt van ons wel een uitnodiging. In de Huiskamer is het gezellig en er is tijd voor een goed gesprek. ‘Gesprek?’
Nee daar houdt hij niet van en de Huiskamer wat is dat? Achterdochtig draait hij zich om. ‘Zie je die man daar? Die volgt mij. Je ziet hem steeds in een boekje schrijven als hij bij mij in de buurt komt. Er hangen ook overal camera’s hier die je volgen. Wist je dat niet?’
‘Kent u God?’ Deze vraag lijkt passend voor iemand die niet meer weet waar hij het zoeken moet. Maar het heeft het omgekeerde effect. Alsof een kwade geest het overneemt. Hij deinst achteruit en schreeuwt. ‘Die Bijbel brandt vast heel goed met al die dunne blaadjes. Weg met die God!’ Dan beent hij weg met grote boze stappen. Omstanders staren hem geschokt na.
‘Ik wil wel zo’n mooie roos hoor!’ lacht de vrouw ons bemoedigend toe.
‘Het gaat toch over geloof? Een tijdje geleden heb ik de Alphacursus gevolgd en het heeft mijn leven veranderd! Binnenkort start ik met de vervolgcursus. Je moet het wel bijhouden hè.... Elke dag die we ontvangen van God mogen we groeien in geloof. Goed dat jullie dit doen!’
Twee Marokkaanse jongens willen ook een bloem. Dan moeten ze wel even afstappen. Op het Singel mag je immers niet fietsen. Ja, ze hebben wel over Jezus gehoord, maar daar gaan ze heus niet in geloven. Ze zijn moslims! Toch luisteren ze beleefd naar het verhaal over Goede Vrijdag en Pasen. Dan stappen ze weer op hun fiets. ‘Moslims houden zich toch ook aan de regels?’ roep ik hen na. Ze knikken gedwee en lopen verder met de bloem in hun hand.
De volgende vrouw schudt verschrikt haar hoofd bij het zien van de bloem. Aanpakken zal vast geld kosten. Of tijd. En die is ook kostbaar.
Bij het ophalen van nieuwe bloemen in de Huiskamer loopt een vrouw met ons op. Ik deel hoe jammer het is dat zo weinig mensen nog weten waar Pasen over gaat. Opeens staat ze stil. ‘Eerlijk gezegd weet ik dat ook niet. Ik geloof wel in God, maar ik weet niks van de Bijbel. Ik moet meer toch eens in gaan verdiepen. Ik kom nog eens terug. Ik zie aan jullie wat het kan betekenen..’
Arna van Deelen

NIJKERK Breed glimlachend duwt hij zijn rollator de Huiskamer in. Hij heeft woord gehouden. In december hadden we een speciale open middag met soep, chocolademelk, muziek en heel veel gezelligheid. Met de uitnodiging in zijn hand was hij schoorvoetend een kijkje komen nemen.
Maar na vijf minuten was het ijs al gebroken. Al snel voerde hij het hoogste woord. ‘Dit is de eerste keer dat ik hier ben, maar zeker niet de laatste’ verkondigde hij aan elke nieuwe bezoeker. ‘Wat is het hier fijn!’ En nu is hij er dus weer. En opnieuw vult zijn stem de Huiskamer.
Tot er vragen komen. Echte vragen. Over wie hij is, over zijn jeugd, zijn overleden vrouw. Even valt hij stil, maar dan opent hij zijn mond en gooit ons zonder waarschuwing in zijn diepdroevig verleden. ‘We waren met veel kinderen vroeger. Mijn vader was nooit thuis en bemoeide zich nergens mee. Toen mijn moeder werd opgenomen in een sanatorium met open tbc moest er voor ons een oplossing gevonden worden.
De kleintjes konden naar een pleeggezin maar voor de oudsten was geen opvang. Mijn oudste broer vertrouwde het niet en nam de benen. Hij is gaan zwerven. Maar ik kwam met twee broertjes in de gevangenis terecht. Wij kregen alle drie een aparte cel die gewoon op slot ging. Alleen via de verwarmingsbuizen konden we een beetje met elkaar communiceren.
Maandenlang werd ik als negenjarig ventje als een gevangene behandeld. Daarna was er plaats voor mij in een tehuis. We werden als broertjes zomaar uit elkaar gehaald. Een van mijn broers heeft later zelfmoord gepleegd, het leven was te zwaar voor hem.’ Hij zucht. ‘Ja, er is zoveel kapot gemaakt. Als ik in die diepzwarte put God niet had gehad...’ Jaren later ontmoet hij een lieve vrouw die een ellendig leven leidt. ‘Ze was eigenlijk te lief.’ zegt hij terwijl hij zijn hoofd schudt. ‘Elke dag sloeg haar man haar bont en blauw. Zelfs toen ze zwanger was. Haar eerste kind werd daardoor dood geboren. Hij trapte gewoon in haar buik! Haar tweede kind werd levend geboren, maar met zoveel wonden en botbreuken dat het niet meer te redden was. En toch bleef ze bij hem. Ze had hem immers, als goed Katholiek trouw beloofd in haar huwelijk. Tot de rechter een gedwongen echtscheiding oordeelde.
Toen trouwde ik met haar.’ Nu blijft het langer stil. Voor zoveel kwaad en liefdeloosheid zijn geen woorden. Maar dan komt er een opa binnen met twee kleinkinderen. Het wordt weer licht binnen. De peuters leggen meteen beslag op de tekentafel. Tot het meisje het stoeltje ziet waar ze plaats op moet nemen. Over de zitting loopt een grote diepe scheur. ‘Stuk gemaakt!’ roep ze verontwaardigd uit. En ze weigert erop te gaan zitten.
Er kan veel kapot gaan in het leven. Hoe moeilijk is het voor een mens om daarmee om te gaan. Als we God niet hadden...
Meer informatie:

NIJKERK - Het is eind oktober en we zitten de hele middag buiten op deze zeldzame zomerse dag. Dromerig koesteren we ons in de warme middagzon terwijl een late wesp onderzoekend de bloemen op de picknicktafel keurt. Het hondje van de vrouw in de rolstoel volgt het voorbeeld van vrijheid en springt op de grond. Hij snuffelt alle borders af tot hij zijn onderzoek staakt en rust vindt op de grens van schaduw en zon.


De mensen van de vijver zijn er weer. De laatste tijd zijn ze wat minder blij geweest met hun minimeertje voor de deur. ‘Het was zo groen, je zag gewoon niet waar het gras ophield.. en het stonk!’ Nog na gruwend schudt hij zijn hoofd. Vol verwachting kijken we hem aan. Nu komt het. Heeft hij de vijver leeggepompt, volgestort met aarde..?
Maar nee. Een brede grijns trekt over zijn gezicht. ‘Het is een wonder: yoghurt! Ik heb er een heel pak yoghurt in leeg laten lopen. En toen werd de vijver weer helemaal schoon. Na vier dagen. Zo helder dat ik elke prachtige vis weer zag zwemmen. Glanzend in de zon. Dat geloof je toch niet?’