‘Tja… de tijd dat ik nog gezond was..’ Spijtig staart hij voor zich uit. ‘Alles leek toen veel makkelijker.’

Hij schuift zijn lege theekop van zich af. ‘Maar, ik moet wel zeggen, ik ben me nu veel meer bewust van het leven. Niets is meer vanzelfsprekend. Elke dag dat het goed gaat ervaar ik als een geschenk. Ik heb veel meer hulp nodig, maar die krijg ik ook. Mensen van mijn kerk komen me spontaan helpen verhuizen en behangen meteen een muurtje mee als ze er toch zijn. Dat stemt me dankbaar.’

De vrouw tegenover hem knikt instemmend. ‘Ja, wat fijn als mensen naar je om kijken. Ik heb zulke slechte tijden gekend, toen dat juist niet zo was en ik me heel eenzaam voelde. Gelukkig ervaarde ik al die tijd dat God me niet in de steek liet. Maar… je weet nooit wanneer het beter zal gaan. In vertrouwen vooruit kijken. Dat vond ik soms zo moeilijk, en nog steeds..’

Er ontstaat een gesprek over hoe wij als mens de tijd ervaren. Gaat het te snel, te langzaam? Staan we voortdurend onder druk waardoor een dag eindeloos lang lijkt? Of glipt de tijd ongemerkt door onze vingers heen, omdat we er niet bij stil staan? Voor God moet dat heel anders zijn. Voor Hem kan een dag zomaar een eeuw duren, toch? En evengoed andersom. En wat betekent eeuwig? Eeuwige straf, is dat echt zonder eind? Wij kunnen daar als mens niet bij. Wij, tijdgebonden wezens kunnen ons niet voorstellen hoe oneindig onze God is. Zal Jezus spoedig terugkomen? Of neemt Hij de tijd om nog veel mensen bij Hem te brengen? Ook zijn liefde en genade zijn oneindig.

Ons gepeins wordt onderbroken door een opa die met zijn kleinzoon binnenwandelt. Alle aandacht gaat naar het guitige koppie dat verbaasd om zich kijkt. Hij heeft nog alle tijd om de wereld te ontdekken.

‘Ach zo’n lief kleintje.’ verzucht de vrouw naast mij. Het doet haar denken aan haar eigen kind die als baby erg veel huilde. Het was verschrikkelijk. Hij kermde dag en nacht. Ik wist niet meer wat ik moest doen. Ik was zo blij dat er uiteindelijk een oorzaak gevonden werd en het beter ging met hem. En met mij…. Je weet wel dat je moet blijven bidden, maar soms duurt het zolang voordat je antwoord krijgt.’ Ze zucht weer. ‘Toch weet ik dat God me hier doorheen heeft geholpen. Anders had ik het nooit volgehouden.’

Al die tijd heeft een vrouw aan de andere kant van de kamer meegeluisterd. Ook zij heeft veel meegemaakt in haar leven. Door ziekte is ze alles kwijtgeraakt. Het leven met haar kind, haar man, haar gewone huiselijke bestaan. Ze zit liever niet aan tafel, en komt vaak maar even, alsof er iets is wat haar voortdurend voortdrijft. Maar nu is ze vol aandacht voor het gesprek en voor het kind dat af en toe haar kant opkijkt. Zou het haar aan haar eigen kind doen denken? Liefdevol wijst ze naar de speelgoedhoek, maar daar is het kleintje nog niet aan toe.

Als de opa aanstalten maakt om hem bij de ouders terug te brengen, staat ze snel op en verdwijnt zonder te groeten. In haar hoofd zit een plan en ze heeft weinig tijd. Dan gebeurt het.

Op het moment dat de opa de Huiskamer aan de voorkant passeert, stapt de vrouw de naburige winkel uit en duwt hem een pakje in de hand.

‘Alsjeblieft. Een cadeautje van mij voor dit lieve kind. Ik hoop dat het past. Geniet maar van hem. Zolang je de tijd hebt.’

 

Arna van Deelen

 

copyright

U bent hier!